Instrumenten, schakelaars en bediening
Rechter stuurhendel
Regensensor (optie)
De regensensor registreert de hoeveelheid
regen op de voorruit en activeert automatisch
de ruitenwissers op de voorruit. De gevoe-
ligheid van de regensensor is in te stellen met
het duimwiel (C).
Draai het duimwiel rechtsom voor een grotere
gevoeligheid en linksom voor een lagere
gevoeligheid (de wissers maken een extra
slag, als u het duimwiel rechtsom draait).
Aan/Uit
Als u de regensensor activeert, moet de
contactsleutel in stand I of II staan en de
hendel van de ruitenwissers in stand 0.
U activeert u de regensensor door:
50
– op de knop (B) te drukken. De LED in de
knop gaat branden om aan te geven dat
de regensensor actief is.
U schakelt de regensensor op een van de
volgende manieren weer uit:
– druk op de knop (B)
– haal de hendel omlaag naar een ander
wisprogramma. Als u de hendel
omhoogduwt, blijft de regensensor actief.
De wissers maken een extra slag en keren
terug naar de regensensorstand, wanneer
u de hendel terug laat veren in stand 0.
De regensensor wordt automatisch uitge-
schakeld, wanneer u de sleutel uit het
contactslot neemt of vijf minuten nadat u de
auto van het contact hebt gezet.
BELANGRIJK!
In automatische wasstraten:
Schakel de regensensor uit door op
knop (B) te drukken, terwijl de contact-
sleutel in stand I of II staat. De ruiten-
wissers kunnen anders in beweging
komen en daarbij beschadigd raken.
Duimwiel
Met het duimwiel kunt u het aantal wisslagen
per eenheid van tijd instellen (als u de inter-
valstand hebt geselecteerd) of de gevoe-
ligheid van de regensensor (als u de
regensensor hebt geactiveerd).
Ruitenwissers en -sproeier,
achterklep
Wanneer u de hendel naar voren haalt,
activeert u de ruitenwisser/-sproeier van de
achterklep. De ruitenwisser maakt na het
sproeien een extra slag. De knop aan het
uiteinde van de hendel is een schakelaar met
drie mogelijke standen:
Intervalstand:
• Druk het bovenste gedeelte van de
schakelaar in.
Normale snelheid:
• Druk het onderste gedeelte van de
schakelaar in.
Neutrale stand:
• Wisser/sproeier uitgeschakeld.
Achterste ruitenwisser, achteruitrijden
Als u de auto in de achteruitversnelling zet
terwijl de voorste ruitenwissers actief zijn, zal
de ruitenwisser van de achterklep de interval-
stand innemen. Als de ruitenwisser van de
achterklep echter al op normale snelheid
werkt, vindt er geen wijziging plaats.
De intervalfunctie tijdens het achteruitrijden
kunt u desgewenst uitschakelen. Neem
contact op met een erkende Volvo-
werkplaats.