Starten en rijden
Algemene informatie
Zuinig rijden
Zuinig rijden houdt in dat u anticiperend en
rustig rijdt, en uw rijstijl en snelheid afstemt
op de verkeerssituatie.
• Laat de motor zo spoedig mogelijk op
bedrijfstemperatuur komen.
• Laat de motor niet stationair lopen, maar
rijd zo snel mogelijk met lichte belasting.
• Een koude motor verbruikt meer
brandstof dan een warme.
• Vermijd onnodig snel optrekken en
krachtig remmen.
• Laat zware lading niet onnodig lang in de
auto liggen.
• Gebruik geen winterbanden op sneeuw-
vrije wegen.
• Verwijder de lastdrager wanneer u deze
niet nodig hebt.
• Rijd niet met open zijruiten.
Nieuwe auto's en gladde wegen
Oefen onder gecontroleerde omstandig-
heden om te testen hoe de nieuwe auto bij
gladheid reageert.
Motor en koelsysteem
In bepaalde omstandigheden, bijv. tijdens het
rijden op steile hellingen en bij het vervoer
van een zware lading, bestaat het gevaar dat
de motor en het koelsysteem oververhit
raken.
106
Vermijd oververhitting van het
koelsysteem
• Houd een lage snelheid aan, wanneer u
met een aanhanger achter de auto een
lange en steile helling oprijdt.
• Na een zware rit moet u de motor niet
meteen afzetten, maar nog enige tijd
stationair laten lopen.
• Verwijder verstralers die voor de grille
zitten, als u bij extreem warm weer rijdt.
Vermijd oververhitting van de motor
Laat de motor geen hogere toeren maken
dan 4500 omw/min (dieselmotor:
3500 omw/min), wanneer u met een
aanhanger of caravan achter de auto in
heuvelachtig gebied rijdt. Anders kan de
olietemperatuur te hoog oplopen.
Open achterklep
Rijd niet met een geopende achterklep. Als u
toch en stukje met een geopende achterklep
moet rijden, kunt u het volgende doen:
– Doe alle ruiten dicht.
– Stuur de lucht naar de voorruit en de vloer
en laat de ventilator op de hoogste
snelheid draaien.
Accu niet overmatig belasten
De elektrische functies van de auto belasten
de accu in verschillende mate. Laat de
contactsleutel niet te lang achtereen in
stand II staan, als u de motor hebt afgezet.
WAARSCHUWING!
Rijd niet met een geopende achterklep. Er
kunnen giftige gassen via de bagage-
ruimte de passagiersruimte in worden
gezogen.
Gebruik liever stand I. Op die manier wordt
er minder stroom afgenomen. De 12V-
aansluiting in de bagageruimte levert ook
spanning als u de contactsleutel hebt uitge-
nomen.
Voorbeelden van onderdelen/systemen die
veel stroom afnemen zijn:
• interieurventilator
• ruitenwissers
• audiosysteem (hoog volume)
• stadslichten.
Let er tevens op dat de verschillende acces-
soires het elektrische systeem belasten.
Maak daarom geen gebruik van functies die
veel stroom afnemen, wanneer u de motor
hebt afgezet.
Als de accuspanning laag is, verschijnt er een
melding op het display. De energiesparings-
functie schakelt bepaalde onderdelen/
systemen uit of verlaagt de belasting van de
accu door bijvoorbeeld de interieurventilator
lager te zetten en de geluidsinstallatie uit te
schakelen. U laadt de accu op door de motor
te starten.