Stabiliteitssysteem
Wanneer het systeem actief is, kan het lijken
alsof de auto niet normaal reageert op de
stand van het gaspedaal. Dit komt doordat
het systeem de grip op het wegdek regis-
treert en de verschillende deelsystemen van
het stabiliteitssysteem inschakelt.
De auto is uitgerust met een Stabiliteits- en
tractieregelsysteem (STC) – of met een
Dynamisch stabiliteits- en tractieregel-
systeem (DSTC).
Functie/
STC
systeem
TC
X
SC
X
AYC
1. Optie op bepaalde markten.
Tractieregeling, Traction Control (TC)
De tractieregeling brengt de aandrijfkracht
van een slippend aandrijfwiel over op een
aandrijfwiel dat niet slipt. Om de aandrijf-
kracht in een dergelijke situatie te verhogen,
is het mogelijk dat u het gaspedaal verder
dan normaal moet intrappen. Wanneer de
tractieregeling actief is, kunt u een pulserend
geluid horen. Dit is volkomen normaal. De
tractieregeling is voornamelijk actief op lage
snelheden. U kunt de functie niet uitscha-
kelen.
Antispinregeling, Spin Control (SC)
De antispinregeling voorkomt dat de aange-
dreven wielen tijdens het optrekken
doorslippen. De regeling verhoogt de
veiligheid op gladde wegen. Bij het rijden met
sneeuwkettingen of bij het rijden in een diepe
laag sneeuw of zand, kan het handig zijn om
de antispinregeling uit te schakelen om zo de
tractie te verhogen. U kunt de regeling
uitschakelen met de knop voor STC/DSTC.
Antislipregeling, Active Yaw Control
1
(AYC)
DSTC
De antislipregeling zorgt ervoor dat een of
X
meer wielen van de auto automatisch worden
X
geremd om de auto te stabiliseren als deze in
de slip dreigt te raken. Het rempedaal doet
X
stugger aan dan normaal en u hoort een
pulserend geluid.
De antislipregeling is altijd actief. U kunt de
regeling dan ook niet uitschakelen.
Starten en rijden
Knop STC of DSTC
Met de knop STC of DSTC op de midden-
console kunt u de functionaliteit van het
systeem beperken of een geldende
beperking opheffen. Wanneer de LED in de
knop brandt, is het systeem actief. De LED in
de knop gaat uit, wanneer de werking van het
stabiliteitsysteem beperkt is. De overige
systemen werken onverminderd voort.
N.B. Om de werking van het STC- of DSTC-
systeem te beperken moet u de knop ten
minste een halve seconde ingedrukt houden.
De LED in de knop dooft dan en de melding
STC/DSTC SPIN CONTROL UIT verschijnt
op het informatiedisplay. Het systeem wordt
iedere keer dat u de motor start automatisch
geactiveerd.
119