Scanner
De bovenste triggerlijn verandert naar de kleur grijs en de onderste triggerlijn
verschijnt, in de kleur rood.
6. Pas de positie van de onderste triggerlijn op dezelfde manier aan als u deed
voor de bovenste.
7. Wanneer u klaar bent, selecteer a, of druk op de Y/a knop om het onderste
triggerpunt in te stellen.
Afbeelding 4-26
(Afbeelding
4-27).
Afbeelding 4-27
Het scherm keert terug naar de PID-gegevensweergave waar de triggerpunten
worden getoond als horizontale lijnen door de
Herhaal deze procedure, indien gewenst, om triggerpunten in te stellen voor
andere parameters (maximaal drie).
OPMERKING
Er kunnen slechts voor drie parameters tegelijkertijd triggerniveaus ingesteld
zijn, maar er hoeft slechts aan een van de voorwaarden te worden voldaan om
een trigger te activeren.
1.02
0.56 - 1.02
z
Triggers inschakelen:
1. Selecteer het pictogram Trigger.
2. Selecteer Triggers inschakelen.
De triggerpuntlijn verandert van kleur om aan te geven dat deze is
ingeschakeld
(Afbeelding
Alle ingestelde PID-triggers worden gelijktijdig ingeschakeld (als er meer dan een is
ingesteld). Wanneer een trigger eenmaal is ingeschakeld, blijft dat zo totdat u deze
wist of de trigger wordt geactiveerd.
1.02
0.56 - 1.02
33
Werken met gegevens (PID's)
parametergrafiek.Afbeelding 4-28
Afbeelding 4-28
4-29).
Afbeelding 4-29