Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina

Snap-On APOLLO-D9 Gebruikershandleiding pagina 38

Inhoudsopgave

Advertenties

Scanner
1— Indicator voor bewapende PID- trigger - Een vlag met blauwe omtrek laat
zien dat de PID-trigger bewapend is.
2— Boven- en ondergrenslijnen (bewapend) - Gekleurde grenslijnen geven
aan dat de trigger is ingeschakeld is, maar niet geactiveerd.
3— Indicator voor geactiveerde PID trigger - Een vlag met rode omtrek laat
zien dat de PID- trigger geactiveerd is.
4— Cursor voor het triggeractiveringspunt - Een rode cursorlijn in de
PID-gegevens toont waar de trigger werd geactiveerd.
5— Boven- en ondergrenslijnen (niet bewapend en geactiveerd) - Grijze
grenslijnen verschijnen wanneer de trigger is bewapend maar niet
geactiveerd, en nadat de trigger is geactiveerd.
6— Referentiecursoren voor het triggeractiveringspunt - Groene
cursorlijnen in alle andere parametergrafieken geven hun relatie weer met
het punt waar een trigger optrad.
Pictogrammen voor de PID-triggerstatus
De pictogrammen (hieronder) worden gebruikt om het makkelijk te maken snel de
status te checken van individuele PID-triggers:
Pictogram
Trigger ingeschakeld
Trigger is ingesteld (geconfigureerd) en is ingeschakeld.
Trigger geactiveerd
Trigger is geactiveerd (boven- of ondergrens is bereikt).
z
Triggers instellen:
Om triggers te gebruiken. moeten ze eerst worden ingesteld (geconfigureerd) en
daarna worden ingeschakeld. Gebruik de volgende procedure om PID-triggers te
configureren.
1. Markeer de PID waarvoor u een trigger wilt instellen.
2. Selecteer het pictogram Trigger.
Na selectie van het pictogram Trigger
menuopties weergegeven:
Beschrijving
(Afbeelding
4-25) worden de volgende
- Trigger instellen—opent een configuratiescherm voor de boven-/
ondergrenzen (triggerpunten)
- Trigger inschakelen—schakelt de trigger in om gegevens vast te
leggen
- Alle triggers wissen—hiermee verwijdert u alle eerder ingestelde
triggers
Als er triggers zijn ingesteld, zijn dit de menuopties:
- Trigger wissen—verwijdert de gemarkeerde trigger
- Trigger uitschakelen—schakelt de gemarkeerde trigger uit
- Alle triggers wissen—verwijdert alle eerder ingestelde triggers.
3. Selecteer het pictogram Stel trigger in.
Er verschijnt een grafiek van de gemarkeerde PID- en
configuratiepictogrammen
Het bovenste triggerpunt moet als eerste worden ingesteld. Een rode
horizontale lijn verschijnt in de gegevensgrafiek
bovenste triggerpunt weergeeft.
4. Gebruik de pijlpictogrammen van de onderste werkbalk
het pijltje omhoog b en omlaag d om de positie van het bovenste triggerpunt
te wijzigen.
5. Selecteer a, of druk op de Y/a knop om het bovenste triggerpunt in te stellen.
32
Werken met gegevens (PID's)
Afbeelding 4-25
(Afbeelding
4-26).
(Afbeelding
4-26) die het
(Afbeelding
4-26) of

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Inhoudsopgave