18 De controleweging
Tijdens de controleweging is het mogelijk om de bovenste en onderste grenswaarde
(de onderste/bovenste drempel) te bepalen en daarbij te verzekeren dat het
gewogen materiaal precies binnen de bepaalde tolerantiegrenzen ligt.
De over- en onderschrijding van de grenswaarden worden als blinkende
aanduidingen <MIN>, <OK> of < MAX> afgelezen.
18.1 Instellingen <P2.4 C ONT R OL E W E G E N>
Met deze voor de toepassing specifieke instellingen kan de toepassing aan eigen
behoeftes worden aangepast. De beschikbare instellingen zijn afhankelijk van de
actuele actieve toepassing.
Sommige instellingen zijn globaal, dat wil zeggen, dat ze met enkele uitzonderingen
identiek zijn met de instellingen van de toepassing „Wegen" (zie hoofdstuk 9.3
"Instellingen <P2.1 WEGEN>") . Hieronder worden enkel verschillen in de instelling
omschreven.
Navigatie in het menu, zie hoofdstuk 8.2.
Menupunt
P2.4.4
INFORMATIE
P2.4.6
AFKORTINGEN
Functietoetsen
F1, F2, F3, F4
99
Parameter
Bij het controlewegen is aanvullend een tekstveld
<DREMPEL> beschikbaar.
Bij het controlewegen is aanvullend een toeschrijving
<DREMPEL INVOEREN> beschikbaar.
Verklaring
AEJ-C/AES-C/PLJ-C-BA-nl-1730