Met de navigatietoetsen controlevolume <V1> invoeren (bv. 100 µl), de
actieve positie blinkt.
Bij pipetten met een vast volume wordt het invoeren hier voltooid. Bij pipetten
met variabelen volume wordt het volume V2 en V3 als volgt gekozen.
De ingevoerde waarde met de toets PRINT bevestigen, het verschijnt de
aanduiding voor het invoeren van het tweede controlevolume <V1>.
Met de navigatietoetsen controlevolume <V2> invoeren (bv. 500 µl), de
actieve positie blinkt.
De ingevoerde waarde met de toets PRINT bevestigen, het verschijnt de
aanduiding voor het invoeren van het derde controlevolume <V3>.
Met de navigatietoetsen controlevolume <V3> invoeren (bv. 1000 µl), de
actieve positie blinkt.
De ingevoerde waarde met de toets PRINT bevestigen, het verschijnt de
aanduiding voor pipetkalibratie.
Volgens de instructie in de informatieveld handelen.
131
AEJ-C/AES-C/PLJ-C-BA-nl-1730