WAT MOET U IN DE VOLGENDE OMSTANDIGHEDEN DOEN
7. Verwijder de mand Raadpleeg
CARROSSERIEPANELEN
8. Verbind één uiteinde van de
RODE (+) startkabel met de
POSITIEVE (+) pool van de lege
accu.
9. Verbind het andere uiteinde van
de RODE (+) startkabel met de
POSITIEVE (+) pool van de hulp-
accu.
10. Verbind het ene uiteinde van de
ZWARTE (-) startkabel met de NE-
GATIEVE (-) pool van de hulp-
accu.
11. Verbind het andere uiteinde van
de ZWARTE (-) startkabel met
de NEGATIEVE (-) pool van het
voertuig.
rmo2015-008-010_a
1.
ZWARTE (-) pool
2.
RODE (+) pool
12. Start het voertuig met de hulpaccu
en laat de motor enkele minuten
lang stationair draaien.
13. Stel u aan de rechterkant van het
voertuig op, activeer de remmen
en start de motor. Als die niet of
slechts langzaam aanslaat, be-
weeg dan de startkabels om zeker
te zijn dat er een goed contact is
en probeer het opnieuw.
Als de motor nog niet start, kan er
een probleem zijn met het start-
systeem. Laat het voertuig ver-
voeren (raadpleeg het onderdeel
168
.
VERVOER VAN HET VOERTUIG
herstellen bij de dichtstbijzijnde,
erkende Can-Am On-Road dealer.
14. Zodra de motor start, koppelt u de
twee startkabels los in de omge-
keerde volgorde als die waarin ze
werden aangekoppeld, te begin-
nen met de ZWARTE (-) kabel die
is aangesloten op uw voertuig.
15. Laat de accu zo snel mogelijk he-
lemaal opladen met een accula-
der (zie het gedeelte over
HOUDSPROCEDURES
kwalificeerd benzinestation.
Als de motor stilvalt kort nadat hij met
de startkabels is opgestart of zodra de
verbindingskabels worden afgekoppeld
is er mogelijk een probleem met het op-
laadsysteem. Laat het voertuig vervoe-
ren (zie
VERVOER VAN HET VOERTUIG
en herstellen bij de dichtstbijzijnde, er-
kende Can-Am On-Road dealer.
Laat het voertuig zodra de accu is op-
geladen inspecteren door een erkende
Can-Am On-Road dealer.
) en
ONDER-
) of in een ge-
)