VERKEERSSTRATEGIEËN
MERK OP: Het drukverschil tussen de
linker- en rechterband mag niet groter
zijn dan 3,4 kPa (0,5 PSI).
Vervang banden waarop de maximale
loopvlakslijtage-indicator zichtbaar is
om het risico op aquaplaning zo klein
mogelijk te houden.
In het midden van een rijvak kan het
bijzonder glad zijn als het pas is begin-
nen regenen, omdat olie en stof zich
daar met het water vermengen. Als
het wat langer heeft geregend, kan het
water op een versleten wegdek in groe-
ven samenstromen. Vermijd die twee
zones met weinig tractie.
voorbanden zoveel mogelijk in de zo-
nes met het meeste grip.
Gebruik off-road
Gebruik dit voertuig niet off-road. Het
voertuig kan ruwe, oneffen oppervlak-
ken met weinig tractie, zoals die bij
rijden off-road voorkomen, niet aan. U
kunt makkelijk vast komen te zitten,
de controle over het stuur verliezen of
omkantelen. Bovendien kan dat in be-
paalde regio's illegaal zijn.
Obstakels, gaten en bulten
Probeer zo weinig mogelijk over obsta-
kels, gaten en bulten te rijden. Als u
er toch over moet rijden, vertraag dan
zoveel mogelijk van tevoren en laat
de rem los terwijl u eroverheen gaat.
Benader brede obstakels of bulten zo
recht mogelijk zodat de twee voorban-
den er tegelijk overgaan. Bestuurders
staan best even op de voetsteunen en
absorberen de schok met de benen als
er met de twee voorwielen over een ob-
stakel, bult of gat wordt gereden. Houd
u klaar als het achterwiel het obstakel
raakt. Bij smallere obstakels, bulten of
102
gaten is het beter om er met de achter-
band over te rijden. Als u er met een
voorband overrijdt, houd het stuur dan
stevig vast, zorg dat u niet per ongeluk
gas geeft en houdt u klaar om uw baan
eventueel aan te passen.
Als u op een te groot obstakel, bult of
gat rijdt, kan het voertuig opspringen
en op u botsen, kunt u eraf vliegen, er
de controle over verliezen of kan het
gaan tollen of omslaan.
Als u niet tijdig helemaal tot stilstand
kunt komen om een obstakel te vermij-
den, kunt u uitwijken. U kunt desgeval-
lend tegelijk afwijken en remmen.
Houd uw
Als u onderweg een groot dier tegen-
komt, bijvoorbeeld een hert, stopt u er
best voor en wacht tot het dier weg-
gaat, of rijdt u er langzaam voorbij. Als
een hond achter u aan loopt, is het
een goede aanpak om lager te schake-
len naarmate de hond dichterbij komt
en dan weg te snellen naarmate u het
punt nadert waarop de hond u zou te
pakken krijgen.
Noodgevallen onderweg
Het voertuig kan onderweg defect ra-
ken of er kan zich steeds een onver-
wachte situatie voordoen. Een goed
onderhouden voertuig vermindert het
risico op een defect weliswaar, maar
toch moet u voorbereid zijn op noodsi-
tuaties.
- Houd de Gebruikershandleiding en
- Volg deze aanwijzingen als u op de
VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN
de gereedschapstas steeds in het
voertuig.
weg stopt:
● Als de weg verharde pechstro-
ken heeft, gebruik dan de knip-
perlichten om aan te geven dat u
van de snelweg wilt rijden, rijdt er