9. Problemen oplossen
• Zorg dat de marges 5 mm (0,20 inch) zijn. Als bijvoorbeeld het midden van de horizontale
lijn wordt afgedrukt op 4 mm (0,16 inch) van de bovenste rand van het document, is de
aanpassingswaarde van de "Bovenmarge" "1,0 mm (0,04 inch)".
• En als het midden van de verticale lijn wordt afgedrukt op 8 mm (0,32 inch) van de linkerrand
van het document, is de aanpassingswaarde van de "Linkermarge" "-3,0 mm (-0,12 inch)".
9.
Selecteer de papierinvoerlocatie van de afdrukpositie die u wilt aanpassen en druk
vervolgens op [Aanpassing].
10.
Voer de aanpassingswaarden in en druk vervolgens op [OK].
• Druk op [ ] en [ ] om de aanpassingswaarde van "Bovenmarge" in te voeren.
• Druk op [ ] en [ ] om de aanpassingswaarde van "Linkermarge" in te voeren.
11.
Druk op [Afsluiten].
Druk het testvel nogmaals af om de resultaten van de aanpassing te controleren.
12.
Druk rechtsboven in het scherm op [Gebruikersinstellingen] (
13.
Druk op [Home] (
• Voor informatie over de modus Afscheuren van papier voorkomen, zie Pag. 239 "Controleer of de
printerkoppen over het papier krassen".
250
) onderaan in het midden van het scherm.
CQA006
).