222
Rijden en bediening
Laat u door dit speciale systeem
niet verleiden tot een roekeloze
rijstijl.
Pas uw snelheid altijd aan de staat
van het wegdek aan.
De hulpsystemen ontnemen de
bestuurder niet zijn verantwoorde‐
lijkheid voor het besturen van de
auto.
Lane keep assist
Lane Keep Assist helpt bij het voor‐
komen van per ongeluk verlaten van
de rijstrook. De frontcamera obser‐
veert de rijstrookmarkeringen waar
de auto tussen rijdt. Wanneer de auto
de rijstrookmarkering onbedoeld
nadert, wordt het stuurwiel licht
verdraaid om de auto binnen de
rijstrook te houden. Draai het stuur‐
wiel in dezelfde richting mee als het
systeem onvoldoende stuurt. Draai
het stuurwiel rustig in de tegenover‐
gestelde richting als u van rijstrook
wilt wisselen.
Als een rijstrookmarkering wordt
overschreden, geeft Lane Keep
Assist een zicht- en hoorbare waar‐
schuwing.
In de volgende gevallen wordt aange‐
nomen dat u de rijstrook onbedoeld
verlaat
● wanneer geen richtingaanwijzers
zijn ingeschakeld
● u gebruikt de richtingaanwijzers
aan de kant die tegenovergesteld
is aan de kant waar u de rijstrook
verlaat
● u remt niet
● u accelereert niet
● u stuurt niet actief.
Let op
Het systeem werkt mogelijk niet
wanneer de gedetecteerde rijstrook‐
markeringen onduidelijk of onvol‐
doende zijn, bijv. bij wegwerkzaam‐
heden.
Let op
Het systeem is mogelijk inactief als
het rijstroken waarneemt die te smal,
te breed of te kronkelig zijn.
Systeem inschakelen
De lane keep assist wordt ingescha‐
keld door de motor te starten of door
op a te drukken. De brandende led
in de knop geeft aan dat het systeem
is ingeschakeld.
Wanneer controlelampje a op de
instrumentengroep of op het head-
updisplay groen oplicht, is het