156
Rijden en bediening
0 : contact uit: Sommige functies blij‐
ven actief totdat de sleutel eruit
wordt getrokken of het bestuur‐
dersportier wordt geopend, mits
het contact van tevoren aan was
1 : accessoirestand: stuurslot losge‐
zet, sommige elektrische functies
werken, contact is uit
2 : contactstand: contact is aan,
dieselmotor gloeit voor. De
controlelampjes branden en de
meeste elektrische functies
werken. Om de sleutel vanuit
stand 2 naar stand 1 of 0 te
draaien moet u de sleutel zover
mogelijk in de richting van de
stuurkolom insteken.
3 : motor starten: laat de sleutel los
nadat de motor gestart is
Stuurslot
Trek de sleutel uit het contactslot en
draai aan het stuurwiel totdat het
vastklikt.
9 Gevaar
Neem de sleutel tijdens het rijden
nooit uit het contactslot omdat
hierdoor het stuurslot wordt inge‐
schakeld.
Aan/Uit-knop
Elektronische sleutel moet in de auto
aanwezig zijn.
Accessoirestand
Druk een keer op Engine Start/Stop
zonder het koppelings- of rempedaal
in te trappen. Het gele led-lampje in
de toets brandt. Het stuurslot wordt
losgezet en sommige elektrische
functies werken, contact is uit.
Contactstand aan
Houd Engine Start/Stop zes secon‐
den ingedrukt zonder het koppelings-
of rempedaal in te trappen. Het
groene led-lampje in de toets brandt,