216
Rijden en bediening
Hulplijnen en
waarschuwingssymbolen
uitschakelen
Activering of deactivering van de
richtlijnen kan worden afgewisseld via
aanraaktoetsen op het onderste deel
van het display.
U kunt de waarschuwingssymbolen
in- of uitschakelen in het instellingen‐
menu op het Info-Display.
Info-Display 3 122.
Persoonlijke instellingen 3 129.
Systeembeperkingen
De achteruitkijkcamera werkt moge‐
lijkerwijs niet goed:
● In een donkere omgeving.
● De zon of de straal van koplam‐
pen rechtstreeks op de lenzen
van de camera valt.
● Bij nachtelijke ritten.
● Door weersomstandigheden
beperkt zicht, zoals bij mist,
regen of sneeuw.
● De lenzen van de camera zijn
bedekt met sneeuw, ijs, slijk,
modder, vuil. Reinig de lens,
spoel deze met water en veeg
deze met een zachte doek af.
● De auto trekt een aanhangwa‐
gen.
● De auto een aanrijding aan de
achterzijde heeft gehad.
● Bij extreme temperatuurwisselin‐
gen.
Storingsmeldingen worden weerge‐
geven met een 9 op de bovenste
regel van het Info-Display.
Waarschuwing kruisend
verkeer achter
Naast de achteruitkijkcamera 3 214
waarschuwt de waarschuwing krui‐
send verkeer achter bij het achteruit
rijden voor kruisend verkeer van links
of rechts. Bij het herkennen van krui‐
send verkeer na activeren van de
achteruitkijkcamera, verschijnt er op
het Info-Display een gevarendriehoek
met een pijltje K dat de richting van
het verkeer aangeeft. Verder klinken
er drie pieptonen uit de luidspreker
aan de betreffende kant.