Uitgangen controleren (relaistest)
Regeling voor verhoogde werking
1. OK en
gelijktijdig circa 4 s lang indrukken.
å
In het display knippert "
2. Met
" " selecteren en met OK bevestigen.
Ú
3. Gewenste actor (uitgang) met
volgende tabel):
De volgende actoren (relaisuitgangen) kunnen afhankelijk van de installatie-uitvoering worden aange-
stuurd:
Display
0
1
2
3
10
15
16
17
18
19
20
21
22
(vervolg)
".
Ü
/
selecteren (zie
V
v
Verklaring
Alle actoren zijn uitgeschakeld
Brander wordt met minimumvermogen gebruikt, circulatiepomp is ingeschakeld.
Brander wordt met maximumvermogen gebruikt, circulatiepomp is ingeschakeld.
Uitgang
actief (ketelcircuitpomp)
sÖ
Uitgang uitbreiding actief
Uitgang solarcircuitpomp
sF
Uitgang zonnecircuitpomp op de zonneregelingsmodule SM1 op minimumtoerental
geschakeld
Uitgang zonnecircuitpomp op de zonneregelingsmodule SM1 op maximumtoerental
geschakeld
Uitgang
op de module solarregeling SM1 actief.
sS
Contact P - S op stekker
aBJ
Uitgang A1 op de uitbreiding AM1 actief
Uitgang A2 op de uitbreiding AM1 actief
Uitgang
actief (circulatiepomp voor boilerverwarming)
sA
Diagnose en serviceopvragingen
4. Geselecteerde actor met OK bevestigen.
Op de display verschijnt het getal voor de geacti-
veerde actor en "on".
op de module solarregeling SM1 actief.
van de uitbreiding EA1 gesloten.
83