Regeling voor weersafhankelijke werking
Verwarming
De regeling bepaalt een gewenste ketelwatertempera-
tuur in functie van de buitentemperatuur of de kamer-
temperatuur (bij aansluiting van een kamertempera-
tuurgestuurde afstandsbediening) en van de steilheid
en het niveau van de stooklijn.
De bepaalde gewenste ketelwatertemperatuur wordt
naar het branderbesturingsapparaat gestuurd. Het
branderbesturingsapparaat bepaalt uit de gewenste en
werkelijke ketelwatertemperatuur de modulatiegraad
en stuurt overeenkomstig de brander aan.
Warmwaterbereiding
Als de tapwatertemperatuur 2,5 K onder de gewenste
tapwatertemperatuur ligt, worden de brander en de cir-
culatiepomp voor de boilerverwarming ingeschakeld.
Bijkomende opwarming tapwater
De functie wordt geactiveerd door via de parameter/
codeeradres 58 in groep "Warm water" een tweede
gewenste tapwatertemperatuur op te geven en de 4e
warmwaterfase voor de tapwaterverwarming te active-
ren.
(vervolg)
De ketelwatertemperatuur wordt door de elektronische
thermostaat in het branderbesturingsapparaat
begrensd.
De gewenste keteltemperatuur ligt in de toestand bij
levering 20 K boven de gewenste tapwatertemperatuur
(instelbaar in codeeradres "60"). Als de werkelijke tap-
watertemperatuur 2,5 K boven de gewenste tapwater-
temperatuur ligt, wordt de brander uitgeschakeld en de
naloop van de circulatiepomp actief.
De bijkomende opwarming vindt plaats tijdens de in
deze fase ingestelde perioden.
Functiebeschrijving
115