Eerste inbedrijfstelling, inspectie, onderhoud
Rustdruk en aansluitdruk meten
Aansluitdruk (stromingsdruk)
Bij aardgas
H
E, E+, M
onder 13 mbar
Onder
(1,3 kPa)
17 mbar
(1,7 kPa)
13 tot 33 mbar
17 tot
(1,3 tot
33 mbar (1,7
3,3 kPa)
tot 3,3 kPa)
meer dan
meer dan
33 mbar
33 mbar
(3,3 kPa)
(3,3 kPa)
Maximaal vermogen instellen
Voor de verwarming kan het max. verwarmingsver-
mogen worden begrensd. De begrenzing wordt via het
modulatiebereik ingesteld. Het max. instelbare vermo-
gen is door de codeerstekker naar boven beperkt.
36
(vervolg)
L, LL, S, K
Lw
Onder
Onder
18 mbar
16 mbar
(1,8 kPa)
(1,6 kPa)
18 tot
16 tot
33 mbar (1,8
33 mbar (1,6
tot 3,3 kPa)
tot 3,3 kPa)
meer dan
meer dan
33 mbar
33 mbar
(3,3 kPa)
(3,3 kPa)
Maatregelen
Bij vloeibaar
gas
Onder
Geen inbedrijfstelling uitvoeren.
25 mbar
Leverancier van (vloeibaar) gas
(2,5 kPa)
informeren.
25 tot
Verwarmingsketel in bedrijf
57,5 mbar
stellen.
(2,5 tot
5,75 kPa)
meer dan
Vóór de installatie een afzon-
57,5 mbar
derlijke gasdrukregelaar plaat-
(5,75 kPa)
sen. Voordruk op 20 mbar
(2,0 kPa) bij aardgas en
50 mbar (5,0 kPa) bij vloeibaar
gas instellen. Leverancier van
(vloeibaar) gas informeren.