4.2.
HANDMATIGE WERKING VAN DE ROBOTMAAIER
De robotmaaier kan worden gebruikt zonder de beschreven programmering uit te voeren (zie Par. 3.7). In
deze modus voert de robotmaaier een werkcyclus uit, keert terug naar het laadstation en blijft daar tot de
volgende handmatige start.
Procedure:
1. Plaats de robotmaaier in het laadstation of in ieder geval binnen de omtrek van de installatie.
2. Druk op de "STOP" -knop (A) om de kap (B) te openen en toegang te krijgen tot de
bedieningsconsole (C).
3. Druk gedurende 3 seconden op de "ON/OFF" -knop (E) om de robotmaaier in te schakelen.
4. Zorg ervoor dat de knop (F) uit is; als hij aan is, druk erop om hem uit te schakelen.
5. Druk op de "START" -knop (M), de knop begint te knipperen.
6. Sluit de kap (B), de robotmaaier gaat naar de bedrijfsmodus.
A
C
OPMERKING: deze modus garandeert mogelijk geen voldoende dekking van de tuin, zowel in
termen van benodigde tijd als in termen van gelijkmatigheid van het maairesultaat, vooral als de
tuin een onregelmatige vorm heeft. Om een maximale efficiëntie van de robotmaaier te bereiken,
wordt aanbevolen de programmering uit te voeren (zie Par. 3.7).
NL
B
F
E
M
4. WERKING
43