8. Verbind de connectoren met de klemmen (I).
9. Bevestig het laadstation (L) op de grond met de borgschroeven (M).
10. Herplaats het deksel (C).
11. Verbind de stekker van de voedingseenheid aan het stopcontact.
12. Controleer of wanneer de robotmaaier niet in het laadstation staat, het indicatielampje op het
laadstation (N) vast brandt (zie Par. 4.4).
LET OP:
De voedingskabel en de voedingseenheid moeten buiten het maaigebied blijven.
L
3.6.
ROBOTMAAIER OPLADEN NA DE INSTALLATIE
Vereisten en verplichtingen:
• Laadstation.
Procedure:
1. Herlaad de robotmaaier (zie Par. 4.4).
OPMERKING: De accu's moeten bij de eerste keer opladen minimaal 2 uur opgeladen blijven.
NL
C
M
N
3. INSTALLATIE
31