• De camera kan mogelijk niet scherpstellen als het motief schaars verlicht is, wordt
verduisterd door nevel of rook of te weinig contrast vertoont.
• De AF-modus is niet beschikbaar als een Four Thirds-lens wordt gebruikt.
• De AF-modus is beschikbaar als de lens MF-focuskoppeling ingesteld is op MF.
• Als [MF], [C-AF], of [C-AF+TR] is geselecteerd in P, A, S, M, B, n of ART-modus, kan
de sluiter worden losgelaten zelfs wanneer de camera niet is scherpgesteld.
• Houd de ontspanknop half ingedrukt als [C-AF] of [C-AF+TR] is geselecteerd om scherp
te stellen op het onderwerp, en druk de ontspanknop vervolgens volledig in om de
opname te maken.
• Als u de zoom bedient tijdens de sequentiële opname wanneer [C-AF] of [C-AF+TR] is
geselecteerd, kan het onderwerp mogelijk onscherp worden.
• Als u een snel bewegend persoon fotografeert in de sequentiële opnamemodus wanneer
[C-AF] is geselecteerd, wordt aanbevolen dat u [NGezichtsprioriteit Uit] (Blz. 82) selecteert.
• Als u een snel bewegend onderwerp fotografeert in de sequentiële opnamemodus
wanneer [C-AF+TR] is geselecteerd, kan het onderwerp mogelijk onscherp worden.
$
• De scherpstelmethode kan worden gekozen in het G aangepaste menu.
g "AEL/AFL" (Blz. 151)
Kiezen hoe de camera de helderheid meet
U kunt kiezen hoe de camera de helderheid van het onderwerp meet.
1
Druk op de knop Q om het LV-superbedieningspa-
neel weer te geven.
2
Gebruik FGHI om [Meting] te selecteren en
druk vervolgens op de knop Q.
3
Markeer een optie met HI en druk vervolgens op
de knop Q.
Digitale ESP-meting
p
Centrumgewogen
H
lichtmeting
Spotmeting
I
Spotmeting (licht)
IHI
Spotmeting
ISH
(schaduw)
Meet de belichting in 324 gebieden van het kader en
optimaliseert de belichting voor de huidige scène of portret
(als en andere optie dan [UIT] is geselecteerd voor [I
Gezichtsprio.]). Deze methode wordt aanbevolen voor
normaal fotograferen.
Levert het gemiddelde van de lichtniveaus
van het motief en de achtergrond, maar het
centrum van het beeld telt hier zwaarder
mee.
Meet een klein gebied (ongeveer 2% van
het kader) en richt hierbij de camera op het
object dat u wilt meten. De belichting wordt
aangepast op basis van de helderheid van
het gemeten punt.
Verhoogt de belichting van de spotmeting. Zorgt ervoor dat
lichte motieven licht worden weergegeven.
Verlaagt de belichting van de spotmeting. Zorgt ervoor dat
donkere motieven donker worden weergegeven.
(Meting)
Meting
A ± 0
Natural
ISO
WB
Auto
Auto
G ± 0
S
± 0
S-AF
± 0
Normal
± 0.0
sRGB
S-IS On
4K
F
30p
M-IS
P
250
250 F5.6
Meting
2
± 0
1:02:03
1023
NL
93