Controle Licht&schaduw
Pas de helderheid afzonderlijk aan voor lichte plekken, middentonen en schaduwen.
U krijgt een grotere controle over de belichting dan u met belichtingscorrectie alleen
hebt. U kunt lichte plekken donkerder maken of schaduwen lichter.
1
Kies Lichte/schaduwdelen met FG in het
profielcontrolescherm.
• Houd de knop Q ingedrukt om de standaard
Licht&schaduw-instellingen te herstellen.
2
Druk op de knop INFO om het gewenste
toonbereik te kiezen.
• Het toonbereik verandert elke keer dat de knop
wordt ingedrukt.
3
Draai aan de regelaars om de gewenste
instelling te kiezen.
• [Ho. en sch.] (Licht&schaduw) geselecteerd
Pas de lichte plekken aan met behulp van de
voorste regelaar en de schaduwplekken met de
achterste regelaar.
• [Middentinten] geselecteerd
Gebruik de voorste of achterste regelaar.
• Wanneer een instelling wordt gewijzigd, verschijnt "*"
rechts van het optiepictogram.
• De instellingen worden opgeslagen als het huidige
profiel ([Color1] tot [Color4]).
%
• Naast Kleurenprofiel/Schaduw/Licht&schaduw, kunt u ook de scherpte en/of het contrast
van het beeld aanpassen.
Scherpte (Blz. 106)/Contrast (Blz. 106)
• Wanneer u een profiel kiest met FG in het
profielcontrolescherm en de knop Q ingedrukt houdt,
worden de instellingen voor Kleurenprofiel (Blz. 52)/
Schaduw (Blz. 52)/Licht&schaduw (Blz. 53) van het
geselecteerde profiel ([Color1/2/3/4]) teruggezet naar
de standaardwaarden. De volgende instellingen worden
tegelijkertijd teruggezet naar de standaardwaarden.
Scherpte (Blz. 106)/Contrast (Blz. 106)
Middentinten
Controle Licht&schaduw
Ho. en sch.
Geselecteerd toonbereik
Middentinten
*
COLOR
COLOR
1
1
Kleurprofiel 1
COLOR
COLOR
MONO
MONO
MONO
MONO
MONO
MONO
MONO
MONO
1
1
2
2
3
3
4
4
Profiel
2
ALLReset
ALLReset
OK
OK
Hold
Hold
COLOR
COLOR
COLOR
COLOR
COLOR
COLOR
1
1
2
2
3
3
4
4
NL
53