Flitserfotografie met draadloze afstandsbediening
U kunt een externe flitser die bestemd is voor gebruik met deze camera en beschikt
over een modus voor de afstandsbediening gebruiken voor draadloze flitserfotografie.
De camera kan elk van drie groepen van externe flitsers en de interne flitser apart
aansturen. Raadpleeg de handleidingen die geleverd zijn bij de externe flitsers voor
meer informatie.
1
Zet de externe flitsers in RC-modus en plaats ze zoals u wenst.
• Schakel de externe flitsers in, druk op de knop MODE en selecteer de RC-modus.
• Selecteer een kanaal en groep voor elke externe flitser.
2
Selecteer [Aan] voor [# RC-modus] in X Opnamemenu 2 (Blz. 129).
• Druk op de knop Q om terug te keren naar de weergave van RC-modus. Druk op
de knop INFO om te schakelen tussen LV superbedieningen of live controles en de
weergave van de RC-modus.
• Selecteer een flitsstand (merk op dat rode ogen onderdrukken niet beschikbaar is in
de RC-modus).
3
Pas de instellingen voor elke groep aan in de weergave van de RC-modus.
Groep
7
• Selecteer de flitserfunctie
en pas de flitssterkte
afzonderlijk aan voor
elke groep. Voor de
HANDMATIG-functie
selecteert u de flitssterkte.
Pas de instelling aan
voor de flitser van de
camera.
4
Druk op de flitserknop om de flits open te klappen.
• Nadat u hebt gecontroleerd of de flitser is opgeladen, maakt u een proefopname.
Bedieningsbereik van de draadloze flitser
Plaats de draadloze flitsers met de afstandsbedieningssensor gericht naar de camera.
Op de afbeelding hiernaast wordt het bereik (bij benadering) weergegeven waarbinnen de
flitsers kunnen worden geplaatst. Het werkelijke bedieningsbereik varieert afhankelijk van de
plaatselijke omstandigheden.
• Het is aan te bevelen één groep van
maximaal drie externe flitsers te gebruiken.
• Externe flitsers kunnen niet langer dan
4 seconden worden gebruikt voor trage
synchronisatie met tweede sluitergordijn of
voor anti-schok-belichtingen.
• Als het motief zich te dicht bij de camera
bevindt, kunnen de stuurflitsen van de
cameraflitser de belichting beïnvloeden (dit
effect kan worden beperkt door de intensiteit
van de cameraflitser te verminderen met
bijvoorbeeld een diffuser).
• De bovenste limiet van het synchronisatiemoment van de flitser is 1/160 sec. wanneer de
flitser wordt bestuurd via een afstandsbediening.
170 NL
Flitssterkte
A Mode
TTL
+5.0
Manual
1/8
Off
–
Ch
TTL
+3.0
P
250
250
F5.6
Flitsregeling
Flitssterkte
Normale flitser/Super
FP-flitser
• Selecteer Normaal flitsen
of Super FP-flitsen.
Communicatie-lichtniveau
Low
• Zet de lichtsterkte van
1
het communicatiesignaal
op [HI] (hoog), [MID]
(medium) of [LO] (laag).
1:02:03
1023
Kanaal
• Zet het communicatieka-
naal op hetzelfde kanaal
dat u op de flitser gebruikt.
30°
30°
60°
60°
50°
50°
50°
50°
100°
100°
30°
30°