WAARscHUWiNGsLAMPjEs
de aanwezigheid en de werking van de lampjes zijN AfHANkELijk VAN HET LANd, HET UiTRUsTiNGsNiVEAU EN EVENTUELE
OPTiEs VAN dE AUTO.
A
1
instrumentenpaneel A: Dit wordt verlicht
bij het aanzetten van het contact. De licht-
sterkte ervan kunt u regelen met de draai-
knop 1.
Het oplichten van sommige controlelampjes
gaat vergezeld van een boodschap.
©
Waarschuwingslampje
nodig direct voorzichtig naar een merk-
dealer te rijden. Als u dit voorschrift ne-
geert, loopt u het risico dat uw auto be-
schadigd wordt.
1.56
(1/4)
u
controlelampje markeringslicht
á
controlelampje grootlicht
k
controlelampje dimlicht
g
controlelampje
voor
f
controlelampje mistachterlicht
Het
®
veiligheid, direct te stoppen
zonder het verkeer in gevaar
te brengen. Stop de motor en start deze
: Het is
niet opnieuw. Roep de hulp in van een
merkdealer.
mistlichten
waarschuwingslampje
dwingt u, voor uw
controlelampje automatisch
grootlicht
Raadpleeg de paragraaf "Verlichting en sig-
nalen" in hoofdstuk 1.
c
controlelampje richtingaanwij-
zers links
b
controlelampje richtingaanwij-
zers rechts
}
Waarschuwingslampje hand-
rem of automatische parkeer-
rem vastgezet
Raadpleeg
paragraaf
"Handrem"
"Automatische parkeerrem" in hoofdstuk 2.
Als er geen visueel of geluids-
signaal terug komt, geeft het
een storing van het instrumen-
tenpaneel weer. U moet direct
stoppen zonder het overige verkeer in
gevaar te brengen. Zorg dat de auto in-
derdaad goed gestopt is en neem con-
tact op met een merkdealer.
of