kiNdERVEiLiGHEid: installatie van het kinderzitje
Overzicht van de installatie
in de breakuitvoering (vier
zitplaatsen)
³
Controleer de staat van de airbag
voordat u een passagier laat plaatsnemen of
een kinderzitje installeert.
−
Plaats toegelaten voor de beves-
tiging met de gordel van uitsluitend een
achterstevoren geplaatst kinderzitje dat
goedgekeurd is als "Universeel".
LEVENsGEVAAR Of GEVAAR VAN ERNsTiG LETsEL: controleer voordat u
een kinderzitje achterstevoren op de plaats van de passagier voorin installeert,
of de airbag wel is uitgeschakeld (raadpleeg de paragraaf "Kinderveiligheid: uit-
schakelen/inschakelen van de passagiersairbag voorin" aan het einde van de pa-
ragraaf).
1.46
(10/11)
²
Plaats verboden voor het installeren
van een kinderzitje.
kinderzitje bevestigd met behulp van de
gordel
¬
Plaats toegelaten voor de bevesti-
ging met de gordel van een als "Universeel"
goedgekeurd zitje.
kinderzitje bevestigd met behulp van de
isOfiX-bevestiging
ü
Plaats waar een ISOFIX-kinderzitje is
toegelaten.
±
De zitplaatsen achterin zijn voorzien
van een verankering voor de bevestiging
van een universeel ISOFIX-kinderzitje voor-
uit. De verankeringspunten bevinden zich
onder de mat van de bagageruimte en zijn
herkenbaar aan een merkteken.
De grootte van een ISOFIX-kinderzitje wordt
aangegeven door een letter:
– A, B en B1: voor zitjes vooruit van groep 1
(van 9 tot 18 kg);
– C: zitjes achterstevoren van groep 1 (van
9 tot 18 kg);
– D en E: kuipzitjes of zitjes achterstevoren
van groep 0 of 0+ (onder 13 kg);
– F en G: reiswiegen van groep 0 (onder
10 kg).
Door het gebruik van een niet
bij de auto passend kinder-
veiligheidssysteem wordt de
baby of het kind niet correct be-
schermd. Het kan ernstig of zelfs dode-
lijk letsel oplopen.