acHtERUItRIJcamERa
2
Inschakelen, uitschakelen van
de achteruitrijcamera
Op het multimediadisplay 2 kiest u "Menu",
"Instellingen", "Parkeerhulp" en vervolgens
"Weergave-instellingen achteruitkijkcamera".
Schakel de achteruitrijcamera in of uit en
bevestig uw keuze met "OK".
2.40
(2/2)
Parkeerhulp
Parkeerhulp achter
Volume
Weergave-instellingen achteruitkijkcamera
Weergave achteruitkijkcamera
U kunt eveneens de instellingen van het
beeld van de camera regelen (helderheid,
contrast...).
Deze functie is een extra hulpmiddel. De bestuurder moet altijd opletten en blijft
verantwoordelijk.
De bestuurder moet altijd op zijn hoede blijven voor plotselinge gebeurtenissen
die tijdens het rijden zich kunnen voordoen: let dus altijd op of er een bewegend
obstakel is (zoals een kind, dier, kinderwagen, fiets) of een te klein of smal obstakel is (grote
steen, dun paaltje) tijdens de manoeuvre.
OK
Het scherm geeft een omgekeerd beeld.
De tekeningen zijn een op een horizon-
tale ondergrond geprojecteerde weer-
gave; houd geen rekening met deze in-
formatie in het geval van een verticaal of
op de grond geplaatst voorwerp.
De voorwerpen die op de rand van het
scherm verschijnen kunnen vervormd
zijn.
In geval van te veel licht (sneeuw, auto
in de zon, enz.) kan het zicht van de
camera gestoord zijn.
Als de achterklep open staat of niet goed
gesloten is, verschijnt de boodschap
"Achterklepopen" en verdwijnt de weer-
gave van de camerabeelden.