aUtOmatIScHE tRaNSmISSIE
1
2
Selecteurhendel 1
Het display 3 op het instrumentenpaneel in-
formeert u over de werkstand en de inge-
schakelde versnelling.
4: P: parkeren
5: R: achteruitversnelling
6:
N:
neutraal
7:
D: automatische werking
8:
handbediend
9: weergave van de werkstand of van de
ingeschakelde versnelling bij handbe-
diening
(1/3)
4
3
9
8
7
Starten
Met de selecteurhendel 1 in stand P, zet u
het contact aan.
Om de selecteurhendel uit stand P te ver-
plaatsen, moet u het rempedaal indrukken
voordat u de ontgrendelknop 2 indrukt.
Houd uw voet op het rempedaal (het lamp-
c
je
op het display 3 dooft), als u de
stand P verlaat.
alleen als de auto stilstaat, het rempe-
daal is ingedrukt en het gaspedaal niet is
ingedrukt, mag de selecteurhendel in de
standen D of R worden geplaatst.
Stand automatisch
Zet de selecteurhendel in stand D. U hoeft
de selecteurhendel niet meer te verplaatsen.
Er wordt automatisch geschakeld in over-
eenstemming met de belasting van de auto,
de hoeveelheid gas die u geeft en de helling
van de weg.
5
Zuinig rijden
6
Laat de selecteurhendel voor normaal ge-
bruik in stand D staan. Als het gaspedaal
iets wordt ingedrukt, schakelt de transmis-
sie bij een lage snelheid naar de volgende
versnelling.
accelereren en inhalen
Druk het gaspedaal snel en diep in (voorbij
het zware punt van het pedaal).
Hierdoor wordt, binnen de mogelijkhe-
den van de motor, teruggeschakeld naar
de optimale versnelling.
2.41