8.5.2
Positie van de afstrijker en de stand van de reduceerklep controleren
1. Zaadbak vullen (zie hoofdstuk „Zaadbakje
vullen en leegmaken ", op pagina 98).
2. De turbine inschakelen (zie hoofdstuk
„Turbinetoerental ", op pagina 100).
3. Het aandrijfwiel (Fig. 180) en daarmee de
precisiezaaischijf met de afdraaislinger
ronddraaien.
4. Een tweede persoon controleert of ieder
gat (Fig. 103/1) op de schijf met een korrel
is gevuld.
5. Bij missers de hendel (Fig. 104/A) van de
afstrijker op de inkeping met een hoger
nummer instellen.
Bij dubbelen de hendel (Fig. 104/A) in een
inkeping met een lager nummer instellen.
Missers kunnen ook voor komen indien de
reduceerklep (Fig. 105/2 verkeerd is
ingesteld en er te weinig zaad wordt
aangevoerd.
6. Komen er toch missers voor op de gaten
van de precisiezaaischijf bij correct
ingestelde afstrijker, dan de
doorstroomopening vergroten door de
stand van de reduceerklep (Fig. 105/1) op
het eerst volgende lagere cijfer in te stellen.
Treedt het zaad door de opening in het
zaaihuis (Fig. 103) naar buiten, dan de
doorstroomopening verkleinen door de
reduceerklep op het eert volgende hogere
cijfer in te stellen.
ED BAH0002 10.05
Fig. 103
Fig. 104
Fig. 105
Belangrijk!
De veerbelaste hendel (Fig. 104/A) moet gemakkelijk bewegen en
na het uitwijken weer in zijn uitgangspositie terugkeren.
Advies!
De instellingen op het perceel na een kort zaaitraject
controleren.
Dubbelen en missers kunnen worden vastgesteld door op het
veld de gezaaide strook bloot te leggen.
Missers worden aangegeven op de
en
.
Instellingen
,
97