Traceren
6. Terwijl de boorkop zich een weg baant, moet deze zodanig gestuurd worden dat de schuine afstand
tot de punten P1, P2 en P3 constant blijft. Als de schuine afstand groter wordt, verwijdert de boorkop
zich van het beoogde boortraject, als de schuine afstand kleiner wordt, beweegt de boorkop zich in
de richting van het beoogde boortraject.
70
Obstakel
LL
Traject om
obstakel
Boor-
machine
Off-track-traceren
Boortraject
P1
P2
P3
DigiTrak
®
SE™ Bedieningshandleiding