Traceren
Naarmate de boorkop zich verder vooruit beweegt, moet het FLP ook verder vooruit bewegen langs de
verticale haarlijn. Wanneer het FLP het kader bereikt, houdt u de drukknop ingedrukt om te controleren of
de uitlezing van de voorspelde diepte overeenkomt met de geplande diepte.
Off-track-traceren
Off-track-traceren is nuttig wanneer het niet mogelijk is om boven de zender te lopen als gevolg van
obstakels of interferentie. Door gebruik te maken van het feit dat de LL haaks op de lengteas van de
zender staat, is het mogelijk om de richting van de zender te bepalen en deze ook op de gewenste diepte
te houden. Off-track-traceren is alleen bruikbaar wanneer de neiging van de zender overeenkomt met die
van de topografie. In het ideale geval is de neiging 0% (0°) onder vlakke grond.
Om uit te leggen hoe off-track-traceren werkt zullen we een voorbeeld gebruiken waar in het beoogde
boortraject een obstakel aanwezig is, zoals is weergegeven in de onderstaande afbeelding. De zender
moet onder het obstakel door gaan.
1. Stop met boren en bepaal de LL van de zender door ervoor te zorgen dat de lijn in het kader
terechtkomt.
2. Houd dan de drukknop ingedrukt terwijl u de richting van de ontvanger niet verandert en stap dan een
vooraf bepaalde afstand (P1) in de richting van de zijkant van de ontvanger. Verplaats de ontvanger
vooruit en achteruit tot u een massieve stip in het display ziet die van de onderkant van het display
naar de bovenkant ervan springt (of omgekeerd) en markeer dan dit punt.
68
Display op de ontvanger
bij dynamisch traceren
RLP
LL
FLP
Huidige positie van de
ontvanger en de zender
®
DigiTrak
SE™ Bedieningshandleiding