Dynamisch traceren
Als de boorkop met een neiging van 0% (0°) onder vlakke grond beweegt, zal de voorspelde diepte
overeenkomen met de werkelijke diepte. In dit geval kunnen alle traceerhandelingen uitgevoerd worden ter
plaatse van het voorste traceerpunt (FLP) terwijl de boorkop zijn weg vervolgt.
Zodra de zender getraceerd is en de richting goed is, kunt u de ontvanger met de voorzijde naar de
boorkop toe een boorstanglengte voor het voorste traceerpunt (FLP) op de grond op het beoogde
boortraject plaatsen.
Een
boorstanglengte
Dynamisch traceren bij een
recht boortraject
Ter plaatse van het voorste traceerpunt (FLP) of het achterste traceerpunt (RLP) kunt u de diepte aflezen
of punten voor de DataLog LWD-functie vastleggen. Houd de drukknop ingedrukt om de diepte of de
vooraf voorspelde diepte weer te geven, de diepte-uitlezing naar het remote display te versturen en punten
voor de LWD-functie vast te leggen. Meer informatie over het vastleggen van punten vindt u in de
bedieningshandleiding van het DigiTrak LWD DataLog-systeem.
WAARSCHUWING:
traceerpunt (FLP) bevindt (en het doel zich dus midden in het kader bevindt). Als u zich voor
het voorste traceerpunt (FLP) bevindt, stelt u een onjuiste referentie in, waardoor de traceerlijn
op de verkeerde plaats wordt weergegeven. In dat geval dient u opnieuw naar het voorste
traceerpunt (FLP) te gaan en de procedure vanaf daar opnieuw uit te voeren.
Bedieningshandleiding DigiTrak
FLP
LL
RLP
Boor-
machine
Houd de drukknop niet lang ingedrukt, tenzij u zich exact boven het voorste
®
F5™
Een
boorstanglengte
RLP
Boor-
machine
Dynamisch traceren bij een
gebogen boortraject
Traceren
FLP
LL
71