Ontvanger
Traceerdoel
(FLP = voorste
traceerpunt;
RLP = achterste
traceerpunt)
Ontvanger
Traceerscherm op de ontvanger met zender binnen bereik
De rolpositie/neiging-uitlezing wordt gebruikt om de kwaliteit van het signaal van de zender aan te geven.
Wanneer een zender zich buiten het bereik van de ontvanger bevindt, zal de rolpositie/neiging-uitlezing
'leeg' zijn en worden geen zendergegevens in het display weergegeven.
Door in het traceerscherm de drukknop ingedrukt te houden, opent u het dieptescherm. Er zijn drie
verschillende diepteschermen. Het dieptescherm dat wordt weergegeven is afhankelijk van de positie van
de ontvanger ten opzichte van de zender. Meer informatie over de verschillende diepteschermen vindt u in
de paragraaf 'Schermen', verderop in dit hoofdstuk.
Kalibreren
In het menu Kalibreren kunt u de ontvanger kalibreren voor een zender. U kunt dat bovengronds doen
(eenpuntskalibrering) of ondergronds (tweepuntskalibrering). Wanneer u het menu Kalibreren opent, is de
eerder geselecteerde kalibreeroptie gemarkeerd.
Eenpuntskalibratie
(gemarkeerd
weergegeven)
Bij het eerste gebruik van het systeem is kalibreren noodzakelijk en ook wanneer in het systeem een
andere zender, ontvanger of boorkop gebruikt wordt. De volledige kalibreerinstructies vindt u in de
paragraaf 'De ontvanger kalibreren voor de zender' in het hoofdstuk Instellen van het systeem.
16
Het menu Kalibreren op de ontvanger
Rolpositieuitlezing
Rolpositie/neiging-
uitlezing
Neiging van de zender
Zendersignaalsterkte
Zendertemperatuur
Tweepuntskalibratie
Afsluiten
(terugkeren
naar het
hoofdmenu)
Bedieningshandleiding DigiTrak
®
F5™