Traceren
13. Markeer het punt direct loodrecht onder het display van de ontvanger als het RLP.
14. Trek een rechte lijn door het achterste traceerpunt (RLP) en het voorste traceerpunt (FLP). Deze lijn is
de richting van de zender. De zender bevindt zich exact onder het punt waar deze lijn de LL snijdt.
15. Plaats de ontvanger op het snijpunt van deze lijnen en zorg ervoor dat de traceerlijn (LL) zich precies
in het midden van het kader in het display bevindt. Houd dan de drukknop ingedrukt om de diepte van
de zender te meten.
LET OP: Om de diepte-uitlezing te controleren schakelt u de functie Hoogte Boven de Grond
(HBG) uit en plaatst u de ontvanger op de grond. Meet de diepte van de zender opnieuw.
Deze uitlezing mag maximaal 5% afwijken van de diepte-uitlezing bij de meting terwijl de
functie HBG ingeschakeld en de ontvanger opgetild was. Zie bijlagen B en C voor meer
informatie over het meten van de zenderdiepte.
Scherm Diepte op de ontvanger (ter
70
plaatse van de LL)
RLP
LL
FLP
Huidige positie van de
ontvanger en de zender
Bedieningshandleiding DigiTrak
Bij
dieptemetingen
mag de
voorkant van de
ontvanger zowel
naar het voorste
traceerpunt als
het achterste
traceerpunt
gericht zijn,
zolang de
traceerlijn maar
samen-valt met
de horizontale
haarlijn op het
display.
®
F5™