4. Selecteer in het hoofdmenu op de ontvanger de optie Kalibreren en vervolgens de optie
Tweepuntskalibratie. In het display wordt dan het volgende scherm weergegeven.
5. Druk de drukknop in om het eerste kalibratiepunt te bepalen. In het display ziet u dat de ontvanger
bezig is met het kalibratieproces. Verplaats de ontvanger niet.
6. Zodra het eerste kalibratiepunt is bepaald, wordt het tweede kalibratiepuntscherm weergegeven.
7. Til de ontvanger 3 ft (of 1 m) recht omhoog en druk de drukknop in om de kalibratie van het
tweede kalibratiepunt te starten. In het display ziet u nogmaals dat de ontvanger bezig is met het
kalibratieproces. Verplaats de ontvanger niet.
8. Wanneer ook het tweede punt bepaald is, genereert het apparaat een bevestigingssignaal en
wordt op het scherm een vinkje weergegeven om aan te geven dat de kalibratieprocedure met
succes afgerond is. Daarna wordt het traceerscherm opnieuw weergegeven. Als de
kalibratieprocedure mislukt, genereert het apparaat twee lange pieptonen en wordt het
kalibratiefoutscherm weergegeven. Controleer de instellingen en probeer het opnieuw of neem
contact op met de klantenservice van DCI.
Controleer de afstand tussen de twee kalibratiepunten nadat de tweepuntskalibratie met succes is
afgerond, door de diepte ter hoogte van de twee punten te meten en vervolgens het verschil tussen de
twee waarden te bepalen. Het verschil moet 3 ft ± 2 inch (of 1 m ± 5 cm) zijn. Herhaal deze metingen een
aantal malen tijdens het boorproces om er zeker van te zijn dat de diepte-uitlezing correct blijft terwijl de
neiging van de zender verandert. Dit wordt de tweepuntscontrole genoemd.
Bedieningshandleiding DigiTrak
Tweepuntskalibratie, eerste punt bepalen
Tweepuntskalibratie, tweede punt bepalen
®
F5™
Instellen van het systeem
57