Traceren
6. Terwijl de boorkop zich een weg baant, moet deze zodanig gestuurd worden dat de schuine afstand
tot de punten P1, P2 en P3 constant blijft. Als de schuine afstand groter wordt, verwijdert de boorkop
zich van het beoogde boortraject, als de schuine afstand kleiner wordt, beweegt de boorkop zich in de
richting van het beoogde boortraject.
72
Obstakel
LL
Traject om
Boor-
machine
Off-track-traceren
Boortraject
P1
P2
obstakel
Bedieningshandleiding DigiTrak
P3
®
F2™