3. Houd de drukknop ingedrukt terwijl u de richting van de ontvanger niet verandert en stap dan een
andere vooraf bepaalde afstand (P2) in de richting van de zijkant van de ontvanger. Verplaats de
ontvanger vooruit en achteruit tot u een massieve stip in het display ziet die van de onderkant van het
display naar de bovenkant ervan springt (of omgekeerd) en markeer dan dit punt.
4. Houd de drukknop ingedrukt terwijl u de richting van de ontvanger niet verandert en stap dan een
andere vooraf bepaalde afstand (P3) in de richting van de zijkant van de ontvanger. Verplaats de
ontvanger vooruit en achteruit tot u een massieve stip in het display ziet die van de onderkant van het
display naar de bovenkant ervan springt (of omgekeerd) en markeer dan dit punt.
5. Nadat u de drie punten (P1, P2 en P3) gemarkeerd heeft, verbindt u deze door een lijn. Dit is de
nieuwe traceerlijn. Omdat de traceerlijn (LL) haaks op de richting van de zender staat, is het mogelijk
om de richting van de boorkop te bepalen. Door de schuine afstand of de signaalsterkte op de vooraf
bepaalde afstanden P1, P2 en P3 te bepalen, kunt u terwijl de boorkop zijn weg baant, controleren of
deze het beoogde boortraject goed of minder goed volgt.
Bedieningshandleiding DigiTrak
Obstakel
LL
Boor-
machine
Voorbereidingen voor Off-track-traceren
®
F2™
Boortraject
Traject om
obstakel
P1
P2
Vooraf bepaalde
afstand
Traceren
P3
71