Traceren
Standaardmethode om de zender te traceren
Met het F2-systeem kunt u de zender en de richting ervan traceren terwijl deze zich een weg baant en u
zich voor, achter of naast de zender bevindt. U kunt de zender ook traceren in de richting van de
boormachine of juist van de boormachine af.
De in deze paragraaf beschreven standaardmethode brengt u bij de zender terwijl u zich voor de boorkop
bevindt en dus in de richting van de boormachine kijkt. Dit is de aanbevolen methode om de zender te
traceren. Naarmate het boortraject vordert of wanneer de boorkop een gebogen baan volgt, is het mogelijk
dat u naar een traceerpunt kijkt in plaats van naar de boormachine.
Vooruit
Vooruit
FLP
FLP
LL
LL
RLP
RLP
Boor-
Boor-
machine
machine
Situatie voor standaard
Standaard traceermethode
traceermethode
met een gebogen boortraject
De diepte kan afgelezen worden ter plaatse van het FLP of op de LL. Houd de drukknop ingedrukt om de
diepte of de vooraf beoogde diepte weer te geven en de diepteaanduiding naar het remote display te
versturen.
Het voorste traceerpunt (FLP) bepalen
Bij de hieronder beschreven traceerprocedure gaan we ervan uit dat u met uw gezicht naar de
boormachine staat en de zender zich tussen u en de boormachine bevindt.
1. Schakel de ontvanger in en activeer traceren.
2. Ga voor de boorkop staan op ongeveer een boorstanglengte.
LET OP: Het FLP zal zich verder voor de boorkop bevinden naarmate de boorkop zich op een
grotere diepte bevindt.
®
Bedieningshandleiding DigiTrak
F2™
63