Veiligheidsvoorschriften en
waarschuwingen (vervolg)
De bij het DigiTrak F2™-systeem meegeleverde acculader is zodanig ontworpen dat de gebruiker niet
blootgesteld kan worden aan elektrische schokken of andere gevaren wanneer het apparaat gebruikt
wordt op de in dit document beschreven manier. Als u de acculader op een andere manier gebruikt
dan in dit document beschreven is, kan de bescherming mogelijk niet werken. Probeer de acculader
niet te demonteren. Het apparaat bevat geen door de gebruiker te onderhouden onderdelen. De
acculader mag niet gemonteerd worden in caravans, recreatie- of vergelijkbare voertuigen.
Verwijder de accu's uit alle componenten van het systeem tijdens transport en wanneer het systeem
gedurende langere tijd opgeslagen wordt.
Controleer de werking van het DigiTrak F2-systeem met de zender in de boorkop voor het boren
gestart wordt, om er zeker van te zijn dat het systeem correct werkt en nauwkeurige informatie geeft
over de locatie en de richting van de boorkop (zie de hoofdstukken Ontvanger en Traceren), de
zenderdiepte, de neiging en de rolpositie van de boorkop.
Tijdens het boren wordt de diepte niet nauwkeurig weergegeven, tenzij:
•
De ontvanger op de juiste wijze gekalibreerd is en de kalibratie op nauwkeurigheid is getest, zodat
de ontvanger de correcte diepte toont.
•
De zender correct en nauwkeurig gepositioneerd is en de ontvanger zich rechtstreeks boven de
zender in de ondergrondse boorkop bevindt.
•
De ontvanger waterpas gehouden wordt en de hoogte boven de grond correct ingesteld is.
Kalibreer het systeem altijd voordat u het opnieuw gaat gebruiken.
Stoorsignalen kunnen onnauwkeurigheden in de dieptemeting veroorzaken en er mogelijk de oorzaak
van zijn dat het systeem geen informatie kan verstrekken over de neiging, de rolpositie of de richting
van de zender. Controleer de omgeving altijd op elektrische stoorsignalen voor u begint te boren.
•
Voorbeelden van zenders die stoorsignalen uitzenden zijn detectielussen voor verkeerslichten,
onzichtbare omheiningssystemen, CAI-kabels, elektriciteitsleidingen, glasvezeltraceerleidingen,
metalen constructies, kathodische beschermingen, telefoonlijnen, mobiele telefoons, zendmasten,
geleidende grond, zout water, betonwapeningen, radiosignalenfrequenties en andere bronnen van
stoorsignalen.
•
Storing bij het bedienen van het remote display kan ook afkomstig zijn van andere nabij gelegen
bronnen, die op dezelfde frequentie opereren, zoals autoverhuurbedrijven met automatische
registratie van het inleveren van voertuigen, andere installaties voor het gestuurd boren enzovoort.
•
De achtergrondruis moet minimaal zijn en de signaalsterkte moet tijdens bedrijf ten minste 150
punten hoger zijn dan de achtergrondruis.
Lees deze handleiding aandachtig door om er zeker van te zijn dat u het DigiTrak F2™-systeem
correct kunt gebruiken om nauwkeurige informatie over de diepte, de neiging en de rolpositie en
traceerpunten te bepalen. Neem bij vragen over het systeem contact op met de afdeling
Klantenservice van DCI via een van de telefoonnummers op het omslag van deze handleiding. Wij
zullen ons best doen u zo goed mogelijk helpen.
6
D
C
IGITAL
ONTROL
I
NCORPORATED
Bedieningshandleiding DigiTrak
®
F2™