ONDERHOUDSPROCEDURES
van de band te passen. DIT IS
NORMAAL.
6. Controleer de afstand tussen
het wiel en de beadlockklem-
ring, die zou rondom de ring bij-
na overal even groot moeten
zijn.
1. Band
2. Rand beadlockklemring
A. Gelijke afstand rond de hele beadlock-
klemring
Als de opening niet aanvaardbaar
is:
-
Maak alle schroeven los.
-
Controleer de positie van de
band op het wiel en verplaats
deze indien nodig.
-
Start de aandraaivolgorde op-
nieuw zoals aangegeven.
7. Draai de beadlockschroeven de
laatste keer vast in de aangege-
ven volgorde.
AANDRAAIMOMENT
Beadlockschroeven
(LAATSTE TORSIE)
110
25 N•m ± 1 N•m
TYPISCH - LAATSTE AANDRAAIVOLGOR-
DE
8. Pomp de band op om de binnen-
ste hiel op het wiel te plaatsen.
Pas steeds veilige praktijken
toe, zoals een veiligheidskooi
voor banden.
WAARSCHUWING
Overschrijd nooit de aanbevo-
len maximumdruk voor het
plaatsen van banden.
Ophanging
Smering voorophanging
Gebruik VET VOOR OPHANGIN-
GEN (Stuknr. 293 550 033) of een
soortgelijk product.
Smeer de onderste en bovenste
ophangingsarmen.
Er zitten 2 smeerfittingen op elke
ophangingsarm.
TYPISCH - VOOROPHANGING
1. Smeerfittingen