1.2
Plaats de buitenste hiel
van de band in de schou-
der van de binnenste ring
van de beadlock en cen-
treer de band.
TYPISCH
1. Buitenste hiel band
2. Schouder binnenste beadlockring
2. Plaats alle beadlockschroeven.
Begin alle schroeven met de
hand aan te draaien, om ervoor
te zorgen dat alle schroeven vlot
ingeschroefd kunnen worden
en niet tegenwringen.
OPMERKING
De beadlockschroe-
ven niet aandraaien met een
moerenaanzetter. Wanneer u een
moerenaanzetter gebruikt, be-
staat er een groot risico dat de
schroeven breken of buigen.
1. Beadlock to be manually tightened
3. Draai de beadlockschroeven aan
volgens deze specificaties en in
deze volgorde.
OPMERKING: Om te zorgen voor
een gelijkmatige druk op de bead-
lockklemring, draait u de schroeven
een paar draaien per keer aan.
ONDERHOUDSPROCEDURES
AANDRAAIMOMENT
Beadlockschroeven
(EERSTE TORSIE)
TYPISCH - AANDRAAIVOLGORDE
4. Controleer op dit moment dat
de band nog steeds gecen-
treerd zit op het wiel. Verplaats
de band indien nodig.
5. Draai de beadlockschroeven
vast in de tweede torsie in de-
zelfde volgorde.
AANDRAAIMOMENT
Beadlockschroeven
(TWEEDE TORSIE)
TYPISCH - AANDRAAIVOLGORDE
OPMERKING: De beadlockklem-
ring moet de binnenste beadlock-
ring raken. De beadlockklemring
kan wat doorbuigen om bij de hiel
14 N•m ± 1 N•m
25 N•m ± 1 N•m
109