Een decompressiestop uitvoeren
U dient tijdens een duik altijd alle vereiste decompressiestops uit te voeren om het risico op decompressieziekte
te verminderen. Het overslaan van een decompressiestop leidt tot een aanzienlijk risico.
1 Als u de tijd voor de no-decompression limit (NDL; geen-decompressielimiet) overschrijdt, begint u met de
stijging.
Informatie over het decomprimeren wordt weergegeven op de gegevensschermen.
Uw diepte ten opzichte van het oppervlak.
Als u stijgt, gaat uw positie omhoog naar de gewenste decompressiestopdiepte. De lege segmenten
staan voor gewiste stops. U kunt een stop wissen voordat u deze bereikt.
Het decompressieplafond voor de decompressiestop.
De decompressiestoptimer.
2 Blijf binnen 0,6 m (2 ft.) van de diepte van het decompressiestopplafond tot de timer voor de
decompressiestop nul bereikt.
OPMERKING: Als u meer dan 0,6 m (2 ft.) boven de diepte van het decompressiestopplafond komt, wordt de
decompressiestoptimer onderbroken en waarschuwt het toestel u dat u onder de plafonddiepte moet dalen.
De diepte en de plafonddiepte knipperen rood totdat u zich binnen de veilige marge bevindt.
3 Stijg verder naar het oppervlak of de volgende decompressiestop.
Duiken met de kaart
U kunt uw duiklocaties en locaties waar u boven water komt op de kaart bekijken tijdens Apnea oppervlakte-
intervallen.
TIP: U kunt kaartgegevens voor alle duikmodi weergeven in de widget Dive Log en in de Garmin Dive app.
1 Scrol tijdens een vrijduikactiviteit naar de kaart.
2 Druk op START en selecteer een optie:
• Selecteer Pan/Zoom als u wilt schuiven of in- of uitzoomen op de kaart.
TIP: Druk op START om te schakelen tussen omhoog en omlaag schuiven, naar links en naar rechts
schuiven, of zoomen. Houd START ingedrukt om het punt te selecteren dat wordt aangeduid door het
dradenkruis.
• Selecteer Locatie opslaan om de locatie te markeren.
TIP: Druk op DOWN om het pictogram te wijzigen.
Duiken
31