De gebeurtenisregistratie kan uitsluitend door servicepersoneel worden verwijderd.
Tik op de knop Op tijd weergeven/Op frequentie weergeven om tussen de twee weergaven te
schakelen.
Tik op de knop Aan Filter om het dialoogvenster Configuratieopties te openen waarin u kunt
l
selecteren welke typen gebeurtenissen u wilt weergeven.
Selecteer knoppen in de onderdelen Retortfilters, Ernstfilters en Alarmfilters om de
bijbehorende gebeurtenistypen te bekijken. U moet in elk deel minstens één knop selecteren
om gebeurtenissen zichtbaar te maken. Wanneer u bijvoorbeeld Retort A selecteert in
Retortfilters, Informatie in Ernstfilters en Gebeurtenis zonder alarm in Alarmfilters, ziet u alle
informatiegebeurtenissen voor retort A die geen alarm veroorzaakten.
De knop Mededeling runlogboek in het dialoogvenster Configuratieopties kan alleen door
l
servicepersoneel worden gebruikt.
Selecteer Gebruikersgebeurtenis creëren om een gebruikersgebeurtenis te creëren. Dit opent
l
het toetsenbord op het scherm. Voer de gewenste informatie in en druk op Enter om het
bericht als gebeurtenis toe te voegen. De ernst van de gebeurtenis wordt als 'Informatie'
aangegeven.
Om voor een bepaalde gebeurtenis een incidentrapportbestand aan te maken, selecteert u de
l
gebeurtenisrij in de tabel en tikt u op Incidentrapport.
6.2.2.1
Ernst gebeurtenis
Er zijn drie ernstniveaus voor gebeurtenissen en elk niveau heeft een kleurcode:
Ernstniveau
Informatie
Waarschuwing Een fout of potentiële fout die de bewerking niet
Fout
HistoCore PELORIS 3 Gebruikershandleiding Rev. A08 © Leica Biosystems Melbourne Pty Ltd 2022
Omschrijving
Een normale gebeurtenis die een reactie vereist
(bijv. programma succesvol afgerond) of een
ongewone gebeurtenis die geen negatieve
uitwerking heeft (bijv. programma afgebroken
door gebruiker).
onderbreekt, of een verzoek om gebruikersactie.
Bijvoorbeeld een drempeloverschrijdend reagens
dat in een programma wordt gebruikt.
Een fout die ervoor zorgt dat een bewerking
afgebroken wordt (er is bijv. geen station
beschikbaar), of die ervoor zorgt dat een deel
van het instrument (bijv. één retort) of het hele
instrument niet meer gebruikt kan worden.
6. Ondersteunende instellingen en bewerkingen
Kleurcode
Groen
Oranje
Rood
177