De carryover via cassettes en weefsel wordt berekend op basis van het aantal cassettes dat door de
gebruiker aan het begin van iedere run wordt ingevoerd. Bij de berekening wordt de omvang van de
carryover bij een standaardcassette gebruikt. De uitlektijd wordt daarbij meegeteld.
Het reagensmanagementsysteem berekent de carryover van kleine weefseldragers met behulp van
de door u in het programma ingestelde carryoverwaarde.
Carryoverwaarden bevinden zich op een schaal van 0 tot 100:
Een waarde van 0 geeft aan dat er geen carryover is als gevolg van kleine weefseldragers zoals
l
biopsiepads. Met andere woorden: de run gebruikt enkel standaardcassettes zonder kleine
weefseldragers.
Een waarde van 100 geeft aan dat de carryover gelijk is aan de carryover als alle weefsels in
l
een run biopsiepads gebruiken. (biopsiepads hebben de maximale carryover van alle kleine
weefseldragers).
Aangezien de carryover bij biopsiepads tot wel 10 maal hoger kan zijn dan bij standaardcassettes, is
het belangrijk een werkelijk representatieve carryoverwaarde in te stellen in uw programma's (net
zoals het belangrijk is om het nauwkeurige aantal cassettes voor elke run in te voeren). Indien u een
te hoge carryoverwaarde instelt, berekent het systeem een te snelle vermindering van reagentia en
moet u deze sneller dan nodig vervangen. Bij een te lage instelling denkt het systeem dat de reagentia
een hogere concentratie hebben dan in werkelijkheid. In dit geval worden reagentia langer dan
optimaal gebruikt, hetgeen resulteert in een slechte bewerkingskwaliteit.
Alleen beheerders mogen carryoverwaarden instellen. De standaardwaarde wordt ingesteld op het
scherm Reagensmanagement (Instellingen > Reagensmanagement). De carryoverwaarde voor een
specifiek programma kan worden veranderd op het scherm Programma bewerken (Beheer >
Programma's > Bewerken). Druk op de knop Carryover en voer een nummer in tussen 0 (geen
carryover van kleine weefseldragers) en 100 (maximale carryover van kleine weefseldragers).
4.1.5.1
Het berekenen van carryoverwaarden
De carryover hangt af van het type cassettes en andere kleine weefseldragers die worden gebruikt:
biopsiepads, papier- of weefselinzetstukken, minicassettes, biopsiecassettes, enz. Dit hangt ook af
van de proportie van deze dragers in iedere programma-uitvoering.
De carryoverinstelling is een instelling voor een programma, niet voor een specifieke run. Daarom
moet de carryoverinstelling worden ingesteld op de gemiddelde carryoverwaarde voor runs die het
betreffende programma gebruiken.
De onderstaande tabel geeft de carryoverwaarden weer die gebruikt moeten worden voor
verschillende cassettes en andere weefseldragers die door Leica Biosystems worden aangeleverd. De
waarden in de tabel zijn van toepassing wanneer al het weefsel in de run het respectievelijke
cassette- of dragertype gebruikt.
HistoCore PELORIS 3 Gebruikershandleiding Rev. A08 © Leica Biosystems Melbourne Pty Ltd 2022
4. Programma's instellen
112