MAN0443_Uitgave 14_01-2010
05701-M-5001 A03249
HOOFDSTUK 4 - INSTALLATIE
4.
BEKABELING
De veldklemmen van de veldinterface/relaiskaarten accepteren een
enkele kabel van 2,5 mm
moeten zorgvuldig worden gelegd om fysieke en omgevingsgevaren
zoals mechanische stress en een hoge temperatuur te vermijden.
De sensorbedrading moet bestaan uit een kabel met een geaarde
externe afscherming en moet uit de buurt worden gelegd van
storingsbronnen, zoals ac-voedingskabels, motoren, machines, enz.
Alle sensorbekabeling heeft een maximale kabellengte die afhankelijk
is van de kabellijnweerstand en de sensortypes.
Het stroomvermogen van de voedings- en relaiskabels moet altijd hoger
zijn dan de maximale vereiste belasting in het ergste geval.
Alle veldkabels van de sensor moeten afgeschermd zijn om voor de
juiste werking van het systeem en voor naleving van de Europese RFI-
en EMC-normen te zorgen. De kabelafscherming van elke sensor moet
aangesloten zijn op de AARDE-klem van de bijbehorende veldinterface/
relaiskaart of een ander geschikt aardingspunt.
of een kabel met meerdere draden. Kabels
2
4-8
5701 Regelsysteem