MAN0443_Uitgave 14_01-2010
05701-M-5001 A03249
HOOFDSTUK 6 - GEBRUIKSAANWIJZING
(2)
Druk op de SENSOR mA-knop en de geselecteerde
kanaalkaart geeft de geconfigureerde brugstroom weer,
bijv. 200 mA.
(3)
Druk op de afwijzingsknop ( ) of wacht 30 seconden
om de Sensor mAstand te verlaten.
4.5
Weergave alarmniveau-instellingen
De functie van de ALARMEN-knop maakt het mogelijk om het
alarmdrempelwaardepunt en het alarmtype (stijgend of dalend) voor
elk ingestelde alarmpunt A1, A2 en A3 in te stellen.
Als u de alarmweergavefunctie wilt gebruiken, gaat u als volgt te
werk:
Houd de RESETTEN/SELECTEREN-knop van de
(1)
gewenste kanaalkaart ca. 1,5 seconden ingedrukt,
totdat het geselecteerde pictogram op het kanaaldisplay
verschijnt.
(2)
Druk op de ALARMEN-knop en het display van de
geselecteerde kanaalkaart geeft het A1 alarmniveau
weer, zoals hiernaast staat aangegeven.
Opmerking: De pijl omhoog A betekent een stijgend alarm en de pijl
omlaag
Druk opnieuw op de ALARMEN-knop en het display van de
(3)
geselecteerde kanaalkaart geeft het A2 alarmniveau weer.
(4)
Druk een derde maal op de ALARMEN-knop en het display van de
geselecteerde kanaalkaart geeft het A3 alarmniveau weer.
Druk een vierde maal op de ALARMEN-knop en het display van de
(5)
geselecteerde kanaalkaart geeft het STEL alarmniveau weer.
(6)
Druk een vijfde maal op de ALARMEN-knop en het display van de
geselecteerde kanaalkaart geeft het LTEL alarmniveau weer.
(7)
Als u opnieuw op de ALARMEN-knop drukt, schuift u opnieuw door
de alarmniveau-instelpunten, d.w.z. A1, A2, A3, STEL en LTEL.
Opmerking: Als een alarmfunctie is gedeactiveerd, wordt de
alarmdrempelwaarde weergegeven als '- - - -' op het digitale
display.
(8)
Druk op de ( ) of ( ) knoppen of wacht 30 seconden om de
ALARMEN-stand te verlaten.
een dalend alarm.
6-7
5701 Regelsysteem