Faxen
Gegevens maskeren ( / ): hiermee worden vertrouwelijke gegevens beschermd, door
-
elke weergegeven teken in een * te veranderen. Dit is handig als een speciale pincode
of creditcardnummer nodig is voor een gesprek. Selecteer de toets Gegevens
maskeren ( / ) voordat u vertrouwelijke nummers invoert. Als u klaar bent, selecteert u
de toets nogmaals om het maskeren uit te schakelen.
-
Spatie ( ): met deze tekens zijn de ingevoerde nummers makkelijker leesbaar, maar de
tekens worden door het apparaat genegeerd bij het kiezen.
Wachten op kiestoon ( = ): hiermee wordt het kiezen tijdelijk stopgezet totdat de
-
kiestoon wordt waargenomen. Dit teken kan ook worden gebruikt voor het wachten op
een specifieke gegevenstoon bij het bellen naar een buitenlijn of andere service.
•
Favorieten: Met deze optie kunt u de persoonlijke of groepcontactpersonen selecteren die
als favorieten zijn aangewezen in uw apparaatadresboek. Selecteer een of meer favorieten
en dan OK.
•
Apparaatadresboek: Met deze optie kunt u faxnummers selecteren in uw adresboek.
Selecteer de pijl Omlaag en selecteer vervolgens Faxcontacten, Faxgroepen,
Faxfavorieten of Alle contacten in het vervolgkeuzemenu. Selecteer de gewenste
contactpersoon en selecteer Toevoegen aan ontvangers in het menu. Druk om een
contactpersoon uit de lijst met ontvangers te verwijderen op de contactpersoon en
selecteer vervolgens Verwijderen. Selecteer nog meer contactpersonen en voeg ze toe, of
selecteer OK.
•
Mailboxen: Met deze optie kunt u faxen plaatselijk op het apparaat of op een extern
faxapparaat opslaan.
•
Pollen: Deze optie wordt gebruikt om faxdocumenten die op een faxapparaat zijn
opgeslagen, beschikbaar te maken voor extern pollen door andere faxapparaten. Wanneer
Beveiligde opslag wordt geselecteerd, maakt u een lijst met faxnummers die toegang
mogen hebben tot de op het apparaat opgeslagen faxen.
6. Selecteer de gewenste opties.
7. Druk op de Start-toets op het bedieningspaneel om het origineel te scannen.
8. Verwijder het origineel uit de AOD of van de glasplaat wanneer het scannen is voltooid.
9. Het scherm Opdrachtvoortgang geeft de voortgang van de huidige opdracht weer. Als het
scherm Opdrachtvoortgang is gesloten, drukt u op de toets Opdrachtstatus van het
bedieningspaneel om de opdrachtenlijst te bekijken en de status van de opdracht te
controleren.
Meer informatie
Een gebruikers-ID gebruiken voor aanmelden op het apparaat
Een fax verzenden met gebruik van het adresboek (interne fax)
Een fax verzenden naar een nummer dat als favoriet is opgeslagen (interne fax)
Uitleg over de faxopties
Internet Services gebruiken om de contactgegevens van de systeembeheerder te vinden
System Administrator Guide (Handleiding voor de systeembeheerder) www.xerox.com/support.
Een fax in een externe mailbox opslaan (interne fax)
Een fax opslaan voor pollen (interne fax)
Een fax in een lokale mailbox opslaan (interne fax)
Voor pollen opgeslagen faxen afdrukken (interne fax)
146
®
®
Xerox
WorkCentre
5945/5945i/5955/5955i
Handleiding voor de gebruiker