8 -
PROBLEEMOPLOSSING###_8_###
Oplossingen voor foutcodes
Rijadviezen en foutopsporing
Probleem
Ongelijkmatige stoppels
of slecht maairesultaat.
Strepen in de stoppels.
Onregelmatige stroom
door het werktuig.
Het werktuig
vibreert/ongelijkmatige
werking.
Tandwieloverbrenging of
maaibalk oververhit.
Energieverbruik
uitzonderlijk hoog.
8 - PROBLEEMOPLOSSING
Mogelijke oorzaak
Het toerental van de tractor is te laag.
De messen zijn versleten.
De schijven, steenslagbeschermers of
stromingskappen zijn vervormd.
De druk op de grond is te laag.
De maaihoek is te groot, gras kan niet over
de maaibalk worden getransporteerd.
Ophoping van materiaal vóór de maaibalk. Verhoog indien mogelijk de rijsnelheid.
Aarde en gras rond de maaibalk tussen de
schijven.
U bent vroeg in de ochtend aan het werk,
terwijl het gras nog zeer nat is.
Bewerkingsvingers kunnen versleten zijn of
ontbreken.
De afstand tussen de bewerkingsplaat en
de -rotor is te groot.
Messen kunnen vervormd of beschadigd
zijn of ontbreken.
Defecte aandrijfassen van de aftakas.
Defecte lagers in maaibalk of bewerkings-
rotor.
Oliepeil niet correct.
Gewas en stof onder de schijven.
Draad of kabel rond de schijf gewikkeld.
Controleer of het aantal omwentelingen
van de aftakas correct is. Houd een vast
toerental per minuut aan.
Draai/verplaats de messen naar een an-
dere schijf of vervang de messen.
Vervang de vervormde onderdelen.
Pas de speling aan – verhoog de druk op
de grond.
Verleng de topstang om de maaibalk hori-
zontaal te verstellen.
Vervang de versleten schaarbalken.
Verhoog indien mogelijk de rijsnelheid.
Vervang de versleten vingers en monteer
er nieuwe daar waar er ontbreken.
Stel de bewerkingsplaat af op een kortere
afstand ten opzichte van de rotor of ver-
hoog de rijsnelheid.
Vervang de versleten messen en monteer
er nieuwe daar waar er ontbreken.
Controleer of de assen intact zijn. Repa-
reer deze indien noodzakelijk.
Controleer of lagers los of beschadigd zijn.
Vervang de lagers indien nodig.
Controleer het oliepeil en tap af of vul bij,
indien nodig.
OPM.: Maximum versnellingsbaktempera-
tuur: 80 °C (176 °F), maximum maaibalk-
temperatuur: 90 – 100 °C (194 – 212 °F).
Zet de motor van de trekker uit. Verwijder
de schijven en reinig de maaibalk en de
schijven. Controleer of de frictiekoppeling
intact is.
Verwijder vreemde voorwerpen.
8-1
Corrigerende maatregel