52
7.1.1
Basisbemesting
De opgegeven aanbouwhoogte, normaal
gesproken horizontaal 80/80 cm, geldt
voor de basisbemesting
Bij de voorjaarsbemesting, wanneer het
plantenbestand reeds een hoogte van
10-40 cm. heeft, dan dient de helft van de
groeihoogte bij de aangegeven
aanbouwhoogte (b.v. 80/80) te worden
opgeteld. Zo zal bij een gewashoogte van
30 cm. - de aanbouwhoogte op 95/95
worden ingesteld. Staat het plan-
tenbestand hoger, dan volgens opgave
voor de bijbemesting (hfd.st.7.1.2)
instellen. Bij dichte be-standen
(koolzaad) de centrifugaal-strooier met
de opgegeven aan-bouwhoogte (b.v.
80/80) boven het plantenbestand
instellen. Is dit, bij grotere hoogte van het
gewas, niet meer mogelijk, dan de
strooier vol-gens de opgave voor het
„bijbe-mesting" instellen
7.1.2
Bijbemesting
De strooischotels zijn standaard
uitgevoerd met strooischoepen, waarmee
behalve de basisbemesting, ook de
bijbemesting b.v. in gewassen tot een
hoogte van 1 m. - zonder verdere
toebehoren - kan worden uitgevoerd.
De aanbouwhoogte van de strooier met
behulp van driepuntshefinrichting van de
trekker zo hoog instellen, dat de ruimte
tussen de graantoppen en de
strooischotels ca. 5 cm. bedraagt (Fig.
23). Indien nodig de bevestigingspennen
van de hefarmen in de onderste gaten
van de aanspanplaten bevestigen.
I
Wanneer de hoek van de
kruiskoppeling meer 25°
bedraagt, een groothoek
koppelingsas gebruiken.
DB 570.1 12.04
Instellingen
Fig. 22
Fig. 23