32
De bladveren (Fig. 11/1) en de
lagerblokken (Fig. 11/2 nemen alle
horizontale krachten op, terwijl de
verticale kracht (het gewicht van de
strooier) door de meetbout
(Fig. 10/1) wordt opgenomen, die zich in
de weegcel (Fig. 10/2 en Fig. 11/2)
bevindt.
Voor het strooibegin wordt een
calibratiefactor voor de betreffende
kunstmest ingevoerd. Voor onbekende
meststoffen kan bovendien een
afdraaiproef stilstaand worden
uitgevoerd.
Nadat de calibratiefactor is ingevoerd,
kan met de calibratierit worden
begonnen. Hiervoor wordt op het veld de
calibratieprocedure, wanneer de
machine nog stilstaat, met de
boordcomputer AMATRON
Nadat tenminste 200 kg kunstmest is
gestrooid wordt met stilstaande machine
de calibratieprocedure met de
+
AMATRON
afgesloten. Deze heeft dan
een nieuwe calibratiefactor berekend
waarmee exact de gewenste
hoeveelheid kunstmest kan worden
gestrooid.
F
Voor verschillende mest-
stoffen moeten verschillen-
de calibratiefactoren wor-
den vastgesteld.
Links en rechts aan het frame van de
kunstmeststrooier ZA-M Ultra profiS
bevindt zich aan iedere zijde een
aanslagbout (Fig. 9/5) , die met 2 mm
speling tussen het weegraam moet
worden ingesteld (zie hfdst9.2.2).
Dit om te voorkomen dat de strooier bij
oneffenheden van het weegraam los
komt.
DB 570.1 12.04
Product-beschrijving
+
opgestart.
Fig. 10
Fig. 11
F
Indien de aanslagbouten
geen speling hebben,
wordt het weegresultaat
beïnvloed.