19.
Bij het heffen van de machine in de
driepuntshefinrichting, wordt de
vooras van de trekker ontlast. Zorg
voor voldoende belasting van de
vooras (zie handleiding van de
trekkerfabrikant), deze moet
minstens 20% van het van het
eigengewicht van de trekker
bedragen!
20.
Houd bij het nemen van bochten
rekening met het uitzwenken en/of
de centrifugale kracht van de
machine! Om het slingeren van de
aangebouwde machine te
voorkomen, de hefarmen van de
driepuntshefinrichting vastzetten.
21.
Machine alleen gebruiken wanneer
alle beschermende delen
aangebracht en in positie zijn!
22.
Niet binnen de actieradius van de
machine komen. Gevaar door
weggeslingerde
kunstmestdeeltjes. Voor het
inschakelen van de strooischotels
iedereen uit de werpzone van de
kunstmeststrooier weg sturen. Niet
in de buurt van de draaiende
strooischotels komen.
23.
De kunstmeststrooier alleen vullen
als de trekkermotor stil staat, de
contactsleutel is uitgenomen en de
doseerschuiven gesloten zijn.
24.
Niet binnen het draai- en zwenk-
bereik van de machine komen.
25.
Hydraulische opklapelementen
mogen alleen worden bediend als
zich niemand binnen het
zwenkbereik bevindt!
26.
Delen die van buitenaf worden
bediend (bijv. hydraulisch) bestaat
gevaar voor verwonding en
afklemmen!
27.
Voor het verlaten van de trekker de
machine op de grond zetten, motor
afzetten en contactsleutel uitnemen!
28.
Tussen trekker en werktuig mag
zich niemand bevinden, zonder dat
Veiligheid
de trekker tegen wegrijden is
beveiligd met de handrem en/of
stopwig!
29.
Let op het toegestane laad-
vermogen! Houd rekening met het
stortgewicht [kg/l] van het te
strooien materiaal. De soortelijke
gewichten van de kunstmest vindt u
in de strooitabel en moeten worden
berekend. Zie hiervoor hfdst. 1.2.
30.
Geen vreemde voorwerpen in de
voorraadtrechter leggen!
31.
Bij de afdraaiproef op gevaarlijke
plaatsen door rotende machine-
delen letten!
32.
Strooier nooit gevuld wegzetten of
verplaatsen gevaar voor omkippen)!
33.
Wordt de machine met volle
voorraadtrechter over lange
afstanden vervoerd met gesloten
doseer-schuiven en in
uitgeschakelde toestand
(transportritten naar het veld), voor
met strooien te beginnen, dwz.
voordat de aftakas wordt
ingeschakeld, de doseerschuiven
volledig openzetten. Vervolgens de
aftakas langzaam inschakelen en
kortstondig stationair laten strooien.
Pas dan doseerschuiven op de
gewenste stand instellen en met
strooien beginnen.
34.
Bij het strooien van perceelgrenzen,
langs open water of wegen, de
kantstrooi-inrichting gebruiken.
35.
Voor het gebruik letten op de juiste
montage van de bevestigingsdelen,
in het bijzonder de bevestiging van
de strooischotels- en schoepen.
21
DB 570.1 12.04