Bediening
Machine bedienen
7.5.7
Machine uitschakelen
Voorwaarden:
De machine is ingeschakeld (zie hoofdst. 7.5.1 "Machine inschakelen").
De machine is niet beladen.
De veiligheidsvoorzieningen staan in de beschermingsstand ( bijv. afdekkingen zijn
gemonteerd).
De voedingsleidingen van de machine zijn aan de tractor aangekoppeld (zie hoofdst.
7.4.3 "Voedingsleidingen aankoppelen").
De trekdissel is aan de tractor aangekoppeld (zie hoofdst. 7.4.1 "Trekdissel
aankoppelen").
De cardanas is aan de tractor aangekoppeld (zie hoofdst. 7.4.2 "Cardanas
aankoppelen").
Uit te voeren stappen:
1.
De tractor en de machine op een vlakke ondergrond rijden.
2.
De tractor beveiligen tegen wegrollen.
3.
De machine met de vastzetrem (zie hoofdst. 7.4.4 "Vastzetrem") en/of met wiggen
beveiligen tegen wegrollen.
4.
De oliecirculatie tussen de tractor en de machine m.b.v. het stuurapparaat op de
tractor uitschakelen.
De Hydraulische olievoorziening is uitgezet.
5.
Op de bedieningsconsole de tuimelschakelaar (zie hoofdst. 7.2.1.1
"Bedieningsconsole in-/uitschakelen") omlaag duwen.
De groene led boven de tuimelschakelaar gaat uit.
De machine is uitgeschakeld.
Stand: 08.2022
Vertaling van het origineel Gebruikershandleiding 118832
Hoofdstuk 7
Pagina 145
Bernard van Lengerich