Gebruikershandleiding voor ACH550-02
Groep 81: PFC REGELING
Deze groep bepaalt hoe de pomp/ventilator-besturing (Pump-
Fan Control of PFC) werkt. De belangrijkste kenmerken van
PFC-besturing zijn:
•
De ACH550 stuurt de motor van pompnummer 1, waarbij het
motortoerental wordt gevarieerd om de pompcapaciteit te
sturen. Deze motor is de motor met geregeld toerental.
•
De motoren van pompnummer 2 en pompnummer 3, enz
worden via rechtstreekse voedingsaansluitingen gevoed.
De ACH550 schakelt pompnummer 2 (en vervolgens
pompnummer 3, enz.) naar behoefte in en uit. Dit zijn
de hulpmotoren.
•
De PID-regeling van de ACH550 gebruikt twee signalen: een
procesreferentie en een terugkoppeling van de werkelijke
waarde. De PID-regeling past het toerental (de frequentie)
van de eerste pomp zodanig aan dat de werkelijke waarde
de procesreferentie volgt.
•
Wanneer de vraag (bepaalt door de procesreferentie) hoger
is dan het vermogen van de eerste motor (door de gebruiker
bepaalt met de frequentielimiet), dan start de PFC-besturing
automatisch een hulpmotor. De PFC-besturing verlaagt
tevens het toerental van de eerste pomp ter compensatie van
de bijdrage van de hulppomp aan de totale uitgang. De PID-
regeling past dan, zoals eerder, het toerental (de frequentie)
van de eerste pomp zodanig aan dat de werkelijke waarde
de procesreferentie volgt. Als de vraag blijft toenemen, voegt
de PFC-besturing volgens hetzelfde proces hulppompen toe.
•
Wanneer de vraag afneemt, zodat het toerental van de
eerste pomp tot beneden de minimumlimiet (door de
gebruiker bepaalt met de frequentielimiet) daalt, dan stopt de
PFC-besturing automatisch de hulppomp. De PFC-besturing
voert tevens het toerental van de eerste pomp op om te
compenseren voor de ontbrekende uitgang van de
hulppomp.
•
Een tussentijdse vergrendelingsfunctie (indien actief) bepaalt
welke motoren off-line (niet in bedrijf) zijn, en de PFC-
besturing gaat daan door naar de eerstvolgende beschikbare
motor in de reeks.
Parameterlijst en beschrijvingen
331